Feiten

View this page in English here
Toelichting
WOinActie constateert een voortgaande verslechtering van de financiering van het Nederlands wetenschappelijk onderwijs. Deze constatering wordt onderschreven door de duizenden medewerkers die onze petitie in december 2017 ondertekenden. Onderstaande feiten ondersteunen onze visie:

Feit: Sinds 2000 zijn er 68% meer studenten, maar is de rijksbijdrage per student 25% lager.
Dit blijkt uit cijfers van de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), die zich hiervoor baseert op de rijksbijdragebrieven van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en het ministerie van Economische Zaken (EZ). De cijfers zijn gebaseerd op de bekostiging van alle Nederlandse universiteiten, met uitzondering van de Open Universiteit. De onderstaande grafiek van de VSNU illustreert de snelle toename van de studentenaantallen en de scherpe daling van de rijksbijdrage per student sinds 2000:

De prognose in de bovenstaande grafiek vanaf 2018 is gebaseerd op de huidige meerjarenbegroting van de ministeries OCW en EZ, waarbij de wet studievoorschot reeds is meegenomen in de cijfers. Dit laat zien dat de betreffende wet de trend van een dalende rijksbijdrage niet keert.

Feit: De Nederlandse uitgaven aan wetenschappelijk onderwijs blijven achter bij andere landen.
In landen als Duitsland en China neemt de investering in wetenschappelijk onderwijs duidelijk toe, terwijl dit in Nederland niet het geval is. In Duitsland ging dit bijvoorbeeld van 0,79% van het BBP in 2008 naar 0,96% in 2016. In Nederland bleef het in dezelfde periode vrijwel stabiel (2008: 0,50 naar 2016: 0,55) bij een zeer sterke toename van studentenaantallen.

In vergelijking met andere Europese landen wordt een bijzonder laag percentage van het BBP aan wetenschappelijk onderwijs besteed bij een relatief groot aantal studenten. Dit blijkt uit de Public Funding Observatory, gepubliceerd door de European University Association. In de onderstaande tabel worden de uitgaven per land weergeven. Daaruit blijkt dat de uitgaven van Nederland ver achterblijven bij landen als Duitsland, Oostenrijk, Kroatië, etc.
e
Positie Land deel van GDP (%)
1 Zwitserland 1.39
2 Zweden 1.26
3 Estland 1.13
4 Denenmarken 1.12
5 Finland 1.11
6 Frankrijk 1.08
7 Norway 1.03
8 Iceland 0.98
9 Duitsland 0.96
10 Kroatië 0.87
11 Poland 0.87
12 Oostenrijk 0.8
13 Slovenië 0.78
14 UK – Scotland 0.69
15 Spanje 0.65
16 Turkijke 0.60
17 Servië 0.57
18 Slowakije 0.56
19 Nederland 0.55
20 Letland 0.53
21 Hungary 0.52
22 Litouwen 0.48
23 Italy 0.41
24 Cyprus 0.4
25 Tsjechië 0.4
26 Portugal 0.38
27 Ireland 0.37
28 UK – Northern Ireland 0.37
29 Luxembourg 0.36
30 UK – Engeland 0.16
31 UK – Wales 0.14
32 Griekenland 0.06
Data afkomstig uit 2016, bron: Public Funding Observatory